Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Mensenkind! weeklaag over de menigte van Egypte, en [44]doe ze nederdalen, (haar en de dochteren der [45]prachtige heidenen) in de [46]onderste plaatsen der aarde, bij degenen, die in den kuil zijn nedergedaald. 44. Dat is, profeteer haar dat zij uit haren staat en ten grave, enz. zal nederdalen; zie Jer.1:10; hfdst.3 vs.18. Sommigen verstaan het alsof God zeide: Geleid haar ten grave, volg haar, gelijk men een lijk doet, met rouwen en weeklagen, tot een teken dat zij zekerlijk er onder zal. 45. Zie van het Hebreeuwse woord Ps.8:2. 46. Hebreeuws, de aarde, of het land der benedenheden; vergelijk Klaagl.3:55; boven hfdst.26 vs.20, en hfdst.31 vs.14; alzo onder vs.24.